Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dewijl onze [35]stand niet verdelgd is, maar het [36]vuur hun [37]overblijfsel verteerd heeft. 35. Dat is, het leven en welvaren dergenen die vroom waren en God vreesden, onder wie Elifaz zich mede rekent, omdat hij zich hield een van hun navolgers en metgezellen in de godvruchtigheid. 36. Versta, het vuur der goddelijke gramschap en wraak. Alzo Deut.32:22; Ps.18:9; Jes.26:11, en Jes.66:16; Ezech.22:31, of de tegenheid, die uit Gods gramschap komt, boven, hfdst.15 vs.34. Sommigen verstaan het voornamelijk van de uitroeiing van Sodom en Gomorra. 37. Anders, hun uitnemendheid.